Van wie ben je er één?

Van wie ben je er één? Dat is een vraag die we elkaar vandaag de dag niet zo vaak meer stellen. In de samenleving is het individu meer centraal komen te staan. Het gaat om wie jíj bent. Wat het beroep is van je vader of uit welk gezin je komt, is minder belangrijk dan vroeger. Dat heeft ook te maken met een veranderde leefomgeving. Ik vermoed dat ook Loosdrecht oorspronkelijk een hechte dorpsgemeenschap was, die vooral bestond uit families die elkaar min of meer kenden. In zo’n omgeving was het belangrijk bij welke familie je hoorde. Door daar iets over te vertellen ontstond er een bepaalde verbondenheid met elkaar binnen een dorp. Zo werkt het nu niet meer. Maar verhalen zijn nog steeds belangrijk om aan anderen duidelijk te maken wie je bent. En het vertellen van verhalen draagt ook in onze tijd bij aan de onderlinge band tussen mensen.

Het afgelopen jaar heb ik dat soort verhalen gelezen. Verhalen van mensen van Jezus. Bijna elke woensdag verschenen ze in de gemeente app en op de website. Hoe hebt u of jij ze gelezen? Gingen de verhalen vooral over de mensen die aan het woord kwamen? Of gingen ze over Jezus, over wat Hij doet in het leven van mensen? Ik heb ze vooral op de laatste manier gelezen. Voor mij was dat misschien iets meer voor de hand liggend, omdat ik de meeste mensen nog niet kende. Ondanks dat voelde ik vaak iets van verbondenheid. Want die mensen vertelden van wie ze er één waren: van Jezus. En die ken ik ook. Daar ben ik er ook één van, een mens van Jezus.

Geen mensen van Jezus meer?

Mij is gevraagd om een stukje te schrijven als afsluiting van de rubriek ‘Mensen van Jezus’. De rubriek stopt omdat er geen ‘nieuwe’ mensen van Jezus meer zijn. Nu geloof ik dat die er echt wel zijn in de gemeente, maar dat ze hun verhaal niet willen of durven te vertellen. Daar kunnen allerlei redenen voor zijn. Een veel voorkomende reden is twijfel en onzekerheid. Ben ik een mens van Jezus? Kan ik dat wel van mezelf zeggen? En mag dat eigenlijk zomaar, of moet je dan eerst aan bepaalde voorwaarden voldoen? Als het om geloof gaat, doe ik het dan wel goed genoeg? Allemaal vragen die ook kunnen spelen rondom het deelnemen aan het heilig avondmaal.

Ik kan niet alle twijfel wegnemen. En ik kan ook niet voor u of jou bepalen of je bij Jezus hoort. Het is trouwens wel enorm belangrijk om dat te weten voor jezelf. Dat kan ook. Het geloof is geen misschientje. Het is een zeker weten en een vast vertrouwen, om het maar even heel klassiek te zeggen met de woorden van de Heidelbergse catechismus. Dat betekent niet dat je precies begrijpt hóe God aanwezig is en werkt, maar wel dat je weet dát God er is en erop vertrouwt dát Hij werkt, in de wereld en in uw of jouw eigen leven. Het gaat niet om de zekerheid van míjn geloof, maar om de zekerheid die in Jezus Christus te vinden is. Mijn zekerheid ligt niet in mezelf, maar in Hem. Het is geen prestatie of goede eigenschap van mezelf. Het wordt me geschonken. Bepaalde vragen kunnen je, denk ik, van die zekerheid afhouden. Daarom wil ik er iets over schrijven. Soms kan het helpen om er eens kritisch naar te kijken in het licht van de Bijbel.

Ik, een mens van Jezus?

Ik begin met de vraag ‘Mag ik wel zeggen dat ik een mens van Jezus ben?’ Dat is dezelfde vraag als: ‘Mag ik wel zeggen dat ik in Jezus geloof?’ Waarom zou dat niet mogen? Er staat nergens in de Bijbel dat dit niet mag. Als je er goed over nadenkt, is het ook helemaal geen Bijbelse vraag. Het is juist Gods verlangen dat alle mensen tot geloof komen en voor altijd dicht bij Hem leven. Daarvoor stuurde Hij Zijn Zoon. Niet voor een select groepje mensen, maar voor de wereld (Joh. 3:16). Jezus gaf Zijn leven voor alle mensen (1 Tim. 2:3-6). Dat wil niet zeggen dat iedereen automatisch een kind van God is en bij Jezus hoort. Er is wel geloof nodig. En geloven is niets anders dan dat we Jezus aannemen als onze Heer en Zaligmaker. Jezus nodigt ons uit om tot Hem te komen en te ontvangen wat Hij ons wil geven: vergeving van zonden en eeuwig leven. Geloven is dat geschenk met beide handen aannemen. Als je dat ontvangen hebt, wil je er ook over vertellen aan anderen. Net zoals een kind dat een prachtig verjaardagscadeau heeft gekregen en daar vervolgens over vertelt aan iedereen die het maar horen wil. Dat vertellen is ook een uitdrukking van blijdschap en dankbaarheid.

… Als het waait, dan merk je wel dat de wind er is…

Dan de volgende vraag die kan opkomen: ‘Ben ik wel in staat om zelf dat geschenk van Jezus aan te nemen? Kán ik wel zeggen dat ik een mens van Jezus ben? Moet God me daar niet eerst zelf van overtuigen?’ Ik vraag me af waar die gedachte vandaan komt. De gedachte dat God het maar moet doen. En dat wij daarop moeten wachten. Ook dat lees ik nergens in de Bijbel. God heeft er al alles aan gedaan. Hoe vaak heb je het evangelie al gehoord? Bovendien is er bij Jezus nooit sprake van wachten. Hij spoort mensen juist aan tot geloof. En ja, het geloof is een geschenk van de Heilige Geest. Het gaat fout als je daar precies de vinger achter wilt krijgen. Jezus zegt: ‘De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat’ (Joh. 3:8). Maar als het waait, dan merk je wel dat de wind er is. Zo is het ook met geloven. Als er het verlangen in je hart is om bij Jezus te horen, dan is dat het werk van de Heilige Geest die het geloof schenkt. Wat staat je dan nog in de weg om jezelf een mens van Jezus te noemen?

Verschillende verhalen

Als we ons gaan vergelijken met anderen kan het ook mis gaan. God gaat niet met ieder van ons dezelfde weg. Dat vond ik heel mooi naar voren komen in die verhalen van mensen van Jezus. Daaruit blijkt dat mensen op heel verschillende manieren aangesproken worden door God. En ook op verschillende momenten. De één op een hoogtepunt in het leven, de ander midden in een crisis. Bij sommigen groeide het vertrouwen van jongs af aan, heel geleidelijk. Bij anderen was er een duidelijk moment van tot geloof komen, soms op oudere leeftijd. Mensen van Jezus hebben elk hun eigen verhaal. En die verhalen mogen we met elkaar delen, zowel binnen als buiten de gemeente. Niet om daarmee iets van onszelf te laten zien. Maar om te getuigen van wie Jezus voor u of jou is, zodat anderen daardoor bemoedigd worden of het verlangen krijgen om Jezus (beter) te leren kennen. Denk maar aan het jaarthema: Een goed verhaal; Gods boodschap doorgeven aan de wereld. Aan het einde van Matteüs 28 roept Jezus zelf ons daartoe op.

Ten slotte nog dit. Er staat je niets in de weg om te geloven, om een mens van Jezus te worden. Het mag en het kan. Toch kun je dan nog steeds denken: ‘Het lukt me niet. Ik wil het wel, maar ik kan echt niet geloven.’ Misschien is het goed om je dan af te vragen of die gedachte wel klopt. Want als de wil er is, dan zorgt God er ook voor dat het mogelijk is (Fil. 2:13). Willen en kunnen liggen dicht bij elkaar. Als je wilt geloven wat houdt je dan nog tegen om ook daadwerkelijk te geloven? Om er één van Jezus te zijn?

Deel je verhaal én je vragen

Als je met zulke vragen zit en er niet uitkomt, blijf er dan niet alleen mee rondlopen. Bespreek het met iemand uit de gemeente die je vertrouwt. We zijn in de gemeente aan elkaar gegeven om elkaar op weg te helpen of verder te helpen in het geloof. Geloven doe je niet in je eentje. Daar heb je elkaar voor nodig. De gemeente is een oefenplek. Een plaats waar we kunnen leren om te vertellen over ons leven met God, over onze relatie met Jezus Christus. Ik hoop dat er komend seizoen weer allerlei mogelijkheden zullen zijn om elkaar te ontmoeten en echt met elkaar in gesprek te gaan. Natuurlijk mag het ook gaan over het weer, over de vakantie en over het laatste nieuws. Maar versterk vooral de onderlinge band door te vertellen wie Jezus voor jou is en hoe God aanwezig is in je leven. Dat hoeven niet alleen de succesverhalen te zijn. Spreek ook je vragen en twijfels eens eerlijk uit. Als het kan richting mensen, maar in ieder geval naar God toe. God kan veel meer doen dan wij bidden of denken (Ef. 3:20)!

Blijf vertellen!

Ik heb ze geteld, die mensen van Jezus die hun verhaal verteld hebben. Het waren er ongeveer 70. Bijna net zoveel als het aantal discipelen dat Jezus uitzond naar allerlei steden en dorpen (Luk. 10:1). Stel dat die 70 mensen in een jaar tijd aan 2 anderen het evangelie vertellen. Dan hebben 140 mensen dat gehoord. Die 140 vertellen het vervolgens in het jaar daarop allemaal door aan 2 anderen. Over zeven jaar hebben dan 8960 mensen het evangelie gehoord. Dat zijn er ongeveer net zoveel als er in Oud- en Nieuw-Loosdrecht wonen. Ik weet wel dat het in de praktijk niet zo werkt als op papier. Het geloof is geen rekensommetje. De Wind waait waarheen Hij wil. Wat ik vooral hoop en bid is dat er in de gemeente steeds meer mensen van Jezus zijn die hun verhalen vertellen aan anderen, zowel binnen als buiten de gemeente. Misschien kunnen we de rubriek ‘mensen van Jezus’ dan over een jaar weer opstarten met nieuwe verhalen over de liefde van God, de genade van Jezus Christus en het werk van de Heilige Geest in het leven van mensen.

Last modified: 14 september 2021