Ik ben opgegroeid in een gelovig gezin. We lazen vaak in de Bijbel en we baden. Daar ben ik dankbaar voor. Maar over het geloof praten deden we niet (gelukkig later wel). Ik groeide op, ging naar de kerk en deed belijdenis.

In de loop der tijd kreeg ik een vriendin. Haar geloof was anders dan ik het beleefde. Ik had een verstandsgeloof. Zij had echt een levende relatie met de Heer.

Door het omgaan met deze vriendin wakkerde in mij het verlangen aan om ook op deze manier in het geloof te staan. We organiseerden Bijbelstudies, gingen naar conferenties en uiteraard naar de kerk. 

Ik weet het nog goed dat ik op mijn 35ste de Here Jezus lief kreeg met mijn hele hart. Vanaf die tijd kon ik hem voluit mijn redder en verlosser noemen. Ik vind het zo bijzonder dat God mens werd. Dat hij weende over de mensen in Jeruzalem en met met Marta en Maria over de dood van hun broer Lazarus. Hij verbindt zich met ons lijden.

Jezus is mijn Redder en Verlosser.

Toen mijn man ziek werd, hebben we dit heel sterk ervaren. We beleefden ons geloof samen. Dat is zo mooi. Hoewel je weet dat je afscheid moet nemen, heb ik altijd geloofd dat we – door wat Jezus heeft gedaan – elkaar weer mogen zien. Niet door eigen verdienste, maar door het bloed van Jezus zijn we gereinigd. Dat geeft me zo’n troost.

Toen we een tekst op de steen van zijn graf moesten kiezen, was dat snel duidelijk: Jezus, mijn redder en verlosser. Ook ik zal een keer sterven en in dat graf komen te liggen. Dan is dat mijn getuigenis voor iedereen die langskomt.

Nu ik nog op aarde ben, wil ik het blijde Evangelie uitdelen.
Jezus is mijn Redder en Verlosser. 

Last modified: 13 januari 2021